Onderzoek van Universiteit van Amsterdam naar digitale nalatenschap
Woensdag 11 januari 2023De Universiteit van Amsterdam heeft in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) juridisch onderzoek gedaan naar de digitale nalatenschap. In dit artikel lees je de belangrijkste bevindingen.
“Welke eventuele aanpassingen van het Nederlandse wettelijke kader zijn wenselijk met het oog op de adequate bescherming van private en publieke belangen gemoeid met het regelen en afwikkelen van digitale nalatenschappen?” Dat was de centrale vraag in het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam naar juridische aspecten van de digitale nalatenschap. Voor beantwoording van die vraag hebben de onderzoekers zowel gekeken naar de voorwaarden van aanbieders van informatiediensten, als naar het relevante wettelijke kader.
Hier vind je het volledige rapport van de Universiteit van Amsterdam en de brief van de minister.
Voorwaarden van informatiediensten
Aanbieders van informatiediensten geven weinig expliciet aandacht aan de omgang met digitale inhoud bij overlijden van gebruikers. De verscheidenheid aan aangeboden diensten is groot, evenals de diversiteit aan voorwaarden die de aanbieders hanteren. Ook ontbreekt vaak een duidelijk beleid. Enkele grote aanbieders (zoals Facebook en Google) en aanbieders van digitale kluizen hebben wel duidelijk(er) beleid met daaraan gekoppelde voorzieningen. Al met al is het voor gebruikers lastig om grip te krijgen op wat er bij overlijden gebeurt met accounts en daaraan gekoppelde digitale inhoud.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader beslaat meerdere rechtsgebieden:
- Erfrecht
Het is onduidelijk of c.q. welk digitaal “bezit” onder het erfrecht valt. - Overeenkomstenrecht (m.n. consumentenrecht)
Een vraag die hierbij speelt is of bij overlijden, achterblijvende digitale inhoud (zoals accountinformatie, user generated content, materialen opgeslagen bij cloudopslagdiensten en aangeschafte media) mag ‘verdwijnen’ door clausules die bepalen dat de gebruikersovereenkomst op dat moment eindigt en daarmee ook elke aanspraak op toegang tot data (‘no survivorship’-clausules). Dergelijke bedingen kunnen mogelijk onredelijk bezwarend zijn voor erfgenamen. - Intellectuele eigendomsrechten (m.n. auteursrecht)
Gebruikers van social media maken en posten steeds vaker zelf content die voor bescherming in aanmerking komt. Aangezien auteursrechten in de nalatenschap vallen is hier de vraag wat de verschuiving naar de cloud betekent voor de daadwerkelijke controle die erflater en erfgenamen hebben over deze vermogensrechten. - Privacy- en gegevensbeschermingsrecht
Het Nederlands recht kent geen duidelijke erkenning van een algemeen persoonlijkheidsrecht dat van toepassing is na de dood; hetzelfde geldt voor een recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de overledene. Ook heeft de overheid ervoor gekozen om de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet van toepassing te laten zijn op persoonsgegevens van overledenen. Dit is naar Europees recht wel mogelijk. Verschillende rechten en plichten in het gegevensbeschermingsrecht bieden dan ook aanknopingspunten voor het omgaan met accounts van informatiediensten na overlijden.
Eerst maatschappelijke opvattingen onderzoeken
Welke maatschappelijke opvattingen er leven rond het omgaan met data na de dood, rond de bescherming van de persoonlijke levenssfeer na het overlijden en hoe die opvattingen veranderen naarmate ons leven verder digitaliseert, is nog nauwelijks onderzocht. De onderzoekers adviseren dat eerst te doen, alvorens eventueel tot regelgeving over te gaan.
Mogelijke oplossingen
De onderzoekers geven aan drie richtingen te zien waarnaar gekeken kan worden om regelgeving aan te passen. De beginselen van rechtszekerheid en autonomie zijn daarin leidend.
Binnen het (consumenten)overeenkomstenrecht
Binnen het (consumenten)overeenkomstenrecht kunnen enkele zaken geregeld worden die de rechtsonzekerheid voor erfgenamen beperken en die de autonomie van de gebruiker respecteren.
- De zogenoemde ‘no survivorship’-clausules kunnen als onredelijk bezwarende bedingen beschouwd worden. Dat betekent dat het aan de dienstverlener is om aan te tonen dat het wel degelijk belangrijk is dat de overeenkomst bij overlijden van de gebruiker vervalt en de bijbehorende digitale inhoud wordt gewist (of gebruikt door de dienstverlener).
- Binnen het consumentenrecht zou een (beperkt) recht op portabiliteit erkend kunnen worden, zodat bepaalde content van een account van een gebruiker verplaatst mag worden naar een andere account of device. Erfgenamen kunnen zich dan van toegang verzekeren.
- De rechten van gebruikers kunnen versterkt worden door hen meer directe controle te geven. Dienstenaanbieders kunnen bijvoorbeeld verplicht worden om voorzieningen te treffen waarmee gebruikers kunnen aangeven wat er met de aan hun account verbonden gegevens dient te gebeuren als zij overlijden.
- Vastleggen dat de contractuele geheimhoudingsplicht van beveiligde accounts zich niet uitstrekt tot het bij leven delen van gegevens met als doel het geven van toegang aan bijvoorbeeld erfgenamen.
- Het kan voor erfgenamen gemakkelijker gemaakt worden om toegang tot accounts te krijgen door beperkingen te stellen aan de bewijslast die dienstaanbieders van hen mogen vragen. Zo zou bijvoorbeeld bepaald kunnen worden dat daarvoor een (Europese) verklaring van erfrecht volstaat (in plaats van, zoals nu wel gebeurt, eisen dat de erfgenaam een rechterlijke uitspraak overlegt).
Binnen het gegevensbeschermingsrecht
Uitbreiding van het toepassingsbereik van de AVG heeft meer impact op sommige diensten en sommige onderdelen van de digitale nalatenschap dan op andere. De AVG gaat immers over persoonsgegevens en bijvoorbeeld communicatiediensten hebben daar meer mee te maken dan mediadiensten op abonnementsbasis. Het verruimen van de toepassing van de AVG tot na de dood, dekt dus niet de gehele digitale nalatenschap. Toch biedt verruimen van de AVG wel mogelijkheden:
- De zogenaamde ‘on hold bepaling’ van art. 18 AVG kan van toepassing worden verklaard bij overlijden. Persoonsgegevens moeten dan ook na overlijden gedurende een bepaalde termijn bewaard blijven en mogen alleen verwerkt worden voor vastgestelde doeleinden.
- Aan erfgenamen kan een recht op verwijdering en eventueel rectificatie van gegevens toegekend worden. De digitale nalatenschap kan dan afgewikkeld worden zonder toegang te geven tot alle persoonsgegevens van de overledene. Dit kan een uitkomst bieden waar ook de (privacy)belangen van derden in het geding zijn, bijvoorbeeld bij social media-accounts en e-mail. In uitzonderlijke situaties kan aan erfgenamen – als zij daar een duidelijk belang bij hebben – ook een recht op inzage in alle opgeslagen (persoons)gegevens toegekend worden.
- Persoonsgegevens kunnen onder de AVG gedeeld worden als daar toestemming voor gegeven is. Dat biedt door contractueel vast te leggen dat bepalingen doorwerken na overlijden, ruimte om personen te laten bepalen welke verwerkingen na hun dood zijn toegestaan; inclusief het geven van toegang tot het account aan bijvoorbeeld erfgenamen.
Het inrichten van een zelfstandige wettelijke regeling
Zelfstandige wettelijke regelingen worden momenteel gebruikt in de V.S. en in Australië. Een dergelijke regeling kan de vorm hebben van een getrapt systeem, waarbij iemand een of meer geautoriseerde personen kan aanwijzen die na zijn overlijden toegang tot gegevens moeten kunnen krijgen bij dienstverleners. Een voorwaarde zoals het geheim moeten houden van inloggegevens geldt dan niet. Bij een dergelijke regeling is de vraag wat de standaard instelling zou moeten zijn. Wordt het maatschappelijk aanvaardbaar gevonden dat erfgenamen standaard volledig toegang krijgen tot de digitale nalatenschap, als de overledene niet anders heeft bepaald?
Reacties